Zo vader, zo zoon

Raad & Recht

Mijn vader waste zijn auto elke zondag. Niet omdat de auto vies was, maar om te voorkomen dat hij vies werd. Je kunt je de blik van mijn vader wel indenken als ik weer eens met mijn ‘rally-auto’ langs reed. Dezelfde blik als wanneer hij zag dat ik de dag voor mijn tentamens aan het…

Mijn vader waste zijn auto elke zondag. Niet omdat de auto vies was, maar om te voorkomen dat hij vies werd. Je kunt je de blik van mijn vader wel indenken als ik weer eens met mijn ‘rally-auto’ langs reed. Dezelfde blik als wanneer hij zag dat ik de dag voor mijn tentamens aan het stressen was of de dag voor mijn vakantie het ouderlijk huis afspeurde naar mijn paspoort.

Ik moest aan mijn vader denken toen ik een arrest las van 6 april 2018. Daarin stelde de Hoge Raad een prejudiciële vraag over de herziening van een aangifte. In deze zaak voerde een importeur mediaspelers in. De importeur was ervan overtuigd dat deze mediaspelers de kenmerken van een computer hadden en dus belast waren tegen 0%. In de aangifte werd een douanewaarde vermeld, maar daar was overduidelijk weinig aandacht aan besteed. Hoewel een lagere douanewaarde kon worden vastgesteld, koos de importeur ervoor om de doorverkoopprijs te hanteren. Veel te hoog, maar tegen 0% maakt dat niet uit; de douaneschuld is toch 0. En dat is precies waar het fout gaat.

Achteraf blijken mediaspelers een veelbesproken onderwerp en wordt het tarief dikwijls gecorrigeerd van 0% naar 13,9%. De Hoge Raad stelt nu de vraag of de importeur de douanewaarde alsnog kan verlagen door de douaneaangifte te herzien. Hoewel de wet de mogelijkheid tot herziening geeft, is die herziening beperkt tot vergissingen. In deze casus was min of meer bewust gekozen voor de doorverkoopprijs, maar blijkt dat achteraf ongunstig. Het Hof van Justitie moet nu uitleg geven of dergelijke vergissingen ook in aanmerking komen voor herziening.

Als douane-expert vind ik deze discussie buitengewoon interessant. Temeer omdat de tendens van het Hof van Justitie neigt naar een zo ruim mogelijke interpretatie van de herziening. Terwijl de wetgever juist de andere kant op gaat en de mogelijkheid tot herziening in het DWU heeft aangescherpt en vermoedelijk veel meer heeft willen beperken. Dus wetstechnisch gezien gaat dit een mooie discussie worden. Voor mij als douane-adviseur is de discussie een stuk lastiger. In de praktijk zie ik veel importeurs laconiek omgaan met de vaststelling van de douanewaarde. Vaak met als argument dat het 0%-goederen zijn steken ze weinig energie in de douanewaarde. Vaak ten onrechte. Want de douanewaarde is een verplicht onderdeel van de douaneaangifte. Denk aan situaties zoals in deze casus, waar de importeur zich heeft vergist in het tarief. Of als de wetgever gaandeweg de tarieven aanpast, wat regelmatig gebeurt. Tijdig naar de douanewaarde kijken had veel geld kunnen besparen.

Maar ook in andere situaties zien we dat douanewaarde te weinig aandacht krijgt. Denk aan de consequenties van wijzigingen van de douanewaarde voor de heffing van btw bij invoer. Zelfs met een 0% douanerecht is het tarief voor btw bij invoer vaak 21%. Maar ook als geen sprake is van een vergissing, maar van een geplande wijziging van aankoopprijzen (bijvoorbeeld transfer pricing adjustments) dan geldt ook dat de douanewaarde dient te worden gewijzigd met mogelijke gevolgen voor douanerechten en btw bij invoer. Ik verwijs naar de inmiddels beruchte zaak Hamamatsu.

In de jurisprudentie zie ik het onderwerp douanewaarde steeds vaker tevoorschijn komen. Maar in de praktijk zie ik dat importeurs daar nog niet altijd bewust van zijn. Dat bewustzijn komt vaak pas nadat de douane een douanewaarde-audit heeft aangekondigd en dan is het vaak te laat. Mocht je als importeur geen procedure rondom de vaststelling van de douanewaarde hebben, dan luidt mijn advies: wacht niet met het wassen van je auto tot die vies is, maar was hem regelmatig.

Zo vader, zo zoon | NT

Zo vader, zo zoon

Raad & Recht

Mijn vader waste zijn auto elke zondag. Niet omdat de auto vies was, maar om te voorkomen dat hij vies werd. Je kunt je de blik van mijn vader wel indenken als ik weer eens met mijn ‘rally-auto’ langs reed. Dezelfde blik als wanneer hij zag dat ik de dag voor mijn tentamens aan het…

Mijn vader waste zijn auto elke zondag. Niet omdat de auto vies was, maar om te voorkomen dat hij vies werd. Je kunt je de blik van mijn vader wel indenken als ik weer eens met mijn ‘rally-auto’ langs reed. Dezelfde blik als wanneer hij zag dat ik de dag voor mijn tentamens aan het stressen was of de dag voor mijn vakantie het ouderlijk huis afspeurde naar mijn paspoort.

Ik moest aan mijn vader denken toen ik een arrest las van 6 april 2018. Daarin stelde de Hoge Raad een prejudiciële vraag over de herziening van een aangifte. In deze zaak voerde een importeur mediaspelers in. De importeur was ervan overtuigd dat deze mediaspelers de kenmerken van een computer hadden en dus belast waren tegen 0%. In de aangifte werd een douanewaarde vermeld, maar daar was overduidelijk weinig aandacht aan besteed. Hoewel een lagere douanewaarde kon worden vastgesteld, koos de importeur ervoor om de doorverkoopprijs te hanteren. Veel te hoog, maar tegen 0% maakt dat niet uit; de douaneschuld is toch 0. En dat is precies waar het fout gaat.

Achteraf blijken mediaspelers een veelbesproken onderwerp en wordt het tarief dikwijls gecorrigeerd van 0% naar 13,9%. De Hoge Raad stelt nu de vraag of de importeur de douanewaarde alsnog kan verlagen door de douaneaangifte te herzien. Hoewel de wet de mogelijkheid tot herziening geeft, is die herziening beperkt tot vergissingen. In deze casus was min of meer bewust gekozen voor de doorverkoopprijs, maar blijkt dat achteraf ongunstig. Het Hof van Justitie moet nu uitleg geven of dergelijke vergissingen ook in aanmerking komen voor herziening.

Als douane-expert vind ik deze discussie buitengewoon interessant. Temeer omdat de tendens van het Hof van Justitie neigt naar een zo ruim mogelijke interpretatie van de herziening. Terwijl de wetgever juist de andere kant op gaat en de mogelijkheid tot herziening in het DWU heeft aangescherpt en vermoedelijk veel meer heeft willen beperken. Dus wetstechnisch gezien gaat dit een mooie discussie worden. Voor mij als douane-adviseur is de discussie een stuk lastiger. In de praktijk zie ik veel importeurs laconiek omgaan met de vaststelling van de douanewaarde. Vaak met als argument dat het 0%-goederen zijn steken ze weinig energie in de douanewaarde. Vaak ten onrechte. Want de douanewaarde is een verplicht onderdeel van de douaneaangifte. Denk aan situaties zoals in deze casus, waar de importeur zich heeft vergist in het tarief. Of als de wetgever gaandeweg de tarieven aanpast, wat regelmatig gebeurt. Tijdig naar de douanewaarde kijken had veel geld kunnen besparen.

Maar ook in andere situaties zien we dat douanewaarde te weinig aandacht krijgt. Denk aan de consequenties van wijzigingen van de douanewaarde voor de heffing van btw bij invoer. Zelfs met een 0% douanerecht is het tarief voor btw bij invoer vaak 21%. Maar ook als geen sprake is van een vergissing, maar van een geplande wijziging van aankoopprijzen (bijvoorbeeld transfer pricing adjustments) dan geldt ook dat de douanewaarde dient te worden gewijzigd met mogelijke gevolgen voor douanerechten en btw bij invoer. Ik verwijs naar de inmiddels beruchte zaak Hamamatsu.

In de jurisprudentie zie ik het onderwerp douanewaarde steeds vaker tevoorschijn komen. Maar in de praktijk zie ik dat importeurs daar nog niet altijd bewust van zijn. Dat bewustzijn komt vaak pas nadat de douane een douanewaarde-audit heeft aangekondigd en dan is het vaak te laat. Mocht je als importeur geen procedure rondom de vaststelling van de douanewaarde hebben, dan luidt mijn advies: wacht niet met het wassen van je auto tot die vies is, maar was hem regelmatig.